top of page
  • Foto van schrijverEsther van Zoelen

Zacht val ik neer



Een beeld van tulpen, daar lijkt het allemaal om te gaan. Vanaf het moment dat ik besloot dat deze specifieke – tijdelijke - tulpen zouden moeten worden vereeuwigd in een werk, in een linoprint. Tot het moment dat de plas water onder de ladekast eindelijk is opgedroogd en weer deel is geworden van de lucht in deze ruimte.





Voorbereiding van een performance heb ik nodig. Het moet altijd voor een deel bestaan uit voorwerpen die bij mij en bij de rest van het werk passen en ik wil graag moeite doen om die voorwerpen en elementen tot stand te brengen en samen te voegen. In dit geval was het maken van de linoprints hetgene wat het meeste werk en de meeste tijd in beslag nam. Het zorgvuldige snijden in het grijze materiaal en het constante, herhalende drukken van inkt op lino en door de draaischroef van de pers lino op papier. Een paar droogrekken lagen vol kleine tulpen, netjes naast en onder elkaar. Waarna een deel daarvan later in water op zou gaan en tot een soort pulp zou worden. Een grijze massa met zwarte lijnen en vlekken. Het dunne papier wat ik namelijk had besloten te gebruiken, stelde niks voor tegenover de zuigende kracht van het schone water. Pas tijdens de performance zelf zag ik hoe hoe de kleur van lichtgrijs heel snel verdonkerde toen het in contact kwam met de laag water in de grijze bak.

Het geluid dat tijdens het werk was te horen, duurde minder lang om te maken en was op een meer intuïtieve manier tot stand gekomen. Toen ik naar buiten ging, om een heel ander iets op te nemen – een tekst van tevoren opgeschreven – ging ik via de wenteltrap helemaal achterin het gebouw naar beneden. In dat trappenhuis besloot ik wat klanken te maken en wat woorden te noemen, die ik opnam en later verdubbelde. Waardoor het fragment zichzelf herhaalde en overlapte. Het woord ‘soundscape’ is hier gepast, omdat het bestand wat oorspronkelijk maar een halve minuut duurde, nu in herhaling tot zes minuten is gemaakt.

De lade zelf is iets waarvan ik ook al vroeg wist dat ik het wilde gebruiken. Een centrale plek, voor een soort binnenplaats van lege ruimte tussen tafels en stoelen zorgt voor ruimte, en ik merk dat ik ruimte fijn vind. De kast is bedoeld voor opslag, maar verandert nu in een podium, in een kabinet waarin kan worden getoond. Het vullen daarmee met water, laat zien dat het geen kabinet is zoals die er vroeger waren in musea. Geen bak met glas, waaronder een zorgvuldig getekende prent van een of ander zoogdier te bestuderen is. Maar een bak met onze eerste levensbehoefte, dat papier kan verdunnen en veranderen. Dat zou kort na het vullen van de bak duidelijk worden.

Het vullen ervan, brengt al een hoop spanning met zich mee. Want de dichtgeplakte gaten en randjes zijn toch niet zo goed dichtgeplakt. Het water blijft er aan de linkerkant uit druppelen (het gebouw staat scheef die kant op), wat zorgt voor een plas op de vloer. Een plas die er al was, na een eerdere poging om de ‘bak’ te testen. Dat resulteerde in weinig vloeistof in het grijze van de lade en veel op de grond.

Ook werd het grote licht uitgedaan, waardoor het kleine lampje dat op de kast was gezet, meer opviel. Het lampje zorgt voor de gedachte van een huiselijke sfeer, misschien wel een woonkamer-idee. Ik weet niet zeker of ik daar naar op zoek ben in dit werk, maar misschien zorgt het voor een wat minder ‘kilheid’. Ik heb namelijk gemerkt en vernomen dat in eerdere performances het publiek een enigszins bedrukt gevoel kreeg door de secuurheid en precisie waarmee ik tewerk ga. Een klein lichtje zou denk ik al een groot verschil maken in dat gevoel. Tijdens de test-ronde drie dagen geleden, besloot ik dat de lamp erbij moest, omdat er veel minder focus was op de ladekast en veel meer op de algehele ruimte. Maar nu er een groep mensen rondom stond, was dat weer totaal anders. Door de aandacht die door de mensen aan de kast wordt gegeven, is het opeens het meest belangrijke in de ruimte.

Tijdens voorbereidingen vergeet ik vaak hoe het is met mensen, met publiek. Daarom is het testen en uitproberen van dit soort werken ook erg belangrijk. Mensen hebben namelijk niet alleen invoed op wat andere mensen doen en op mij als performer, maar ook op hoe er naar dingen gekeken wordt. En niet alleen hoe, maar ook waarnaar. De aandacht was bij dit werk bijna volledig op de kast en op wat erin en eronder gebeurde. En omdat ze nu eenmaal al allemaal daar waren verzameld op één plek, zag bijna niemand (van dichtbij) hoe ik op andere plekken de briefjes met tulpensjablonen ophaalde, die overal in het lokaal waren verspreid. Behalve Daniël en later Menno – die nieuwsgierig met mij op zoek gingen naar de grijze vierkantjes – was er niemand die besloot van zijn of haar ingenomen plek te komen. Wel een beetje, toen ik van en naar de ladekast liep om meer papiertjes in het water te leggen en daarna weer meer te gaan zoeken. Ik schuifelde tussen de mensen door en zij stapten opzij, alsof ik als performer het volle recht had om te kunnen bewegen zoals ik dat wilde. Wat ik wilde doen, had ik al een beetje in mijn hoofd, maar de specifieke bewegingen en de route naar de papiertjes die verspreid over de ruimte waren, waren niet van tevoren uitgedacht. Voor mij was het – ondanks dat ik ze vlak daarvoor zelf nog had neergelegd – een soort zoektocht.

De groep bewoog zich niet om met mij te zoeken, maar als er een paar dat wel waren gaan doen, zou dat iedereen motiveren. Als ik dat had gewild, had ik daar misschien zelf iets op kunnen verzinnen, wat een ‘stille hint’ of een soort zwijgende code zou zijn geweest. Zoals het nu verliep, was het voor mij echter goed. Een halve kring die ik snel sterker zag worden toen de eerste blaadjes neer waren gelegd. De binnenkant van de lade was ook alleen staande te zien, waardoor iedereen op gelijke hoogte was met mij. Tot ik naar boven klom.

De muziek, de soundscape die almaar doorging, stopte toen ik op de kast klom. Deel twee van de performance begon. Naast de lamp nam ik mijn plekje in, terwijl het water doordruppelde onder mij. De kast kraakte ietwat, maar was stevig genoeg om mij te houden. Ik haalde het opgevouwen briefje met tekst uit mijn broekzak en vouwde het open. Een korte tekst las ik voor.

‘De tulpen heeft mij zus gekregen van haar vriend. Ze zijn al meer dan twee jaar samen. Mijn zus en haar vriend, de tulpen zijn al lang vergaan, in de woonkamer van ons ouderlijk huis. Wij zijn daar nog thuis, als een familie onder de vleugels. Wie woont er op zichzelf? Ik bedelf mezelf en word bedolven onder een stortvloed van het idee van vrijheid, onafhankelijkheid. En als ik dan eenmaal weg ben, wil ik dan niet meer terug? Niet terug op een kamer met jou, waar we zacht neervallen op een bed. Maar alleen zacht, want hard is zo luid. En ik ben toch al niet graag luid. Alleen naar jou toe praat ik honderuit over de witte tulpen op de markt en dat ik ze zag en bracht naar jou. Gebracht naar een huis dat voor ongeveer één-tiende deel ook mijn thuis is.’

Met deze tekst werd de bedoeling en gedachte iets meer duidelijk. Het heeft zowel betrekking op wat er te zien is, op de bloemen, als ook op iets wat niet te zien is. Dat laatste heeft alles te maken met waar ik nu (figuurlijk) sta en waar ik in mijn hoofd mee bezig ben. Namelijk met mensen om mij heen die uit huis gaan, maar ook met relaties (tussen mijn zus en haar vriend, tussen mijn zus en mij en tussen mijn vriend en mij. Die laatste is misschien het minst duidelijk, omdat ik hem in het stuk aanspreek, ‘jou’ tegen hem zeg) en hoe die twee dingen invloed op elkaar hebben. Relaties tussen mensen is iets wat vaker terugkomt in zowel de inhoudelijkheid, als in de vorm van mijn werk.

Een paar woorden die eerst ook nog te horen waren in de soundscape, zijn nu te horen in de tekst. ‘Zacht neervallen’ is een letterlijke verbindtenis tussen de twee stukken. Bij het ene zijn klank, melodie en sfeer nadrukkelijk aanwezig en bij het andere de inhoudelijkheid van de woorden en misschien ook een beetje de reden en drijfveer van het werk. Maar toch zo weinig en poëtisch dat er daarop geen duidelijk antwoord wordt gegeven.

Als het voorlezen van het kleine witte briefje ook is afgelopen, stap ik van de kast, loop naar de voorkant, schuif de lade dicht en doe het lampje uit. Ik ben weer op ooghoogte met de rest van de mensen en het werk is gesloten.





4 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
Post: Blog2_Post
bottom of page