In deze performance vroeg ik een publiek om een plekje uit te zoeken in de ruimte waar ik gruis en stenen van dit gebouw had gevonden en om daar dan te gaan zitten. Het audiofragment dat te horen was, bestond uit mijn zangerige beschrijving van hoe er gruis is onder mijn schoenen, gruis dat er al die tijd al is geweest.
Terwijl dit afspeelde, zong ik op dat moment de tekst ook mee, in dezelfde melodie. Soms zette ik een zin eerder in en soms voegde ik de zin er een tel later bij. Zo ontstond er een samenspel van twee dezelfde stemmen, een in het hier en nu en een die er een paar dagen eerder al was.
En terwijl ik dat zong en het fragment te horen was, begon ik het zwarte papier waar ik het gruis op had gelegd (onder de plek waar het vandaan kwam) te verslepen. In een rondje, voor de neuzen van het publiek langs. Om het te tonen. Maar terwijl ik dat toonde, was mijn aandacht gevestigd op mijn handelen en wat ik zelf aan het doen was. Ik keek de mensen die daar zaten, niet aan. Op die manier waren ze minder onderdeel van de gebeurtenis en bleven ze 'het publiek' dat toekeek, terwijl ik alleen maar toonde en geen reactie verwachtte. Dat heeft ook te maken met het zitten. Een passieve houding, waardoor het gaan lopen en het daardoor drastisch veranderen van de performance, niet zou kunnen gebeuren.
Comments