Gesluierd in gedroogde bloembladeren. Misschien is het een soort hoofddeksel, een masker of een krans. Het maakt me in ieder geval tot een andere versie van mezelf. Tot een versie die niet hoeft te praten, die alleen maar zachtjes hoeft te bewegen met haar hoofd en de ander aan hoeft te kijken. In de felle ochtendzon worden er schaduwen gevormd op het beeld achter mij. Van de panelen in de deur die even niet meer kenbaar is als een deur en van mij en mijn bladerenkrans, een silhouet van een nieuw soort ik. Een ietwat geheimzinnige versie. En de krans maakt ook bladeren op mezelf, op de huid van mijn nek, mijn wangen, mijn oren. Mijn ogen zijn nog duidelijk te zien, door de opening die is gemaakt. Is dit een verwijzing naar een soort mystiek wezen, of ben ik het nog steeds, met een gek getooid gezicht? Het is een soort zelfportret, maar dan niet zoals ik me elke dag kenbaar zou maken. Dat alleen voor een select gezelschap is te zien. Maar dat is ook weer niet helemaal waar. Ik zou het aan veel mensen willen laten zien. Ik durf dat, omdat het zo duidelijk is dat dit niet de alledaagse versie van mij is, maar een die alleen op een specifieke manier en plek wordt laten zien. Een die wil tonen dat natuur – zelfs al is ze vergaan en gedroogd – toch mooi is en getoond moet worden. Door mij aan te kijken, wordt de natuur ook bekeken. Maar dan op een nadere manier, op een ander beeld.
top of page
Bloemlezingen van Esther
bottom of page
Comments